Drugs en Doping

Vanuit het streven naar een schone, transparante en eerlijke sport is naast het verbod op doping ook het gebruik van soft- en hard drugs of opiaten uiteraard niet wenselijk voor de sport. Een aantal hiervan zijn ook opgenomen in de WADA reglementen, dit wijkt af van de Nederlandse wetgeving en ons bekende gedoogbeleid.

Als sportvereniging wil je ook graag voorkomen dat leden in hun vrije tijd doping of drugs gebruiken. De sport hoort gezond en schoon te zijn, het gebruik van verdovende middelen of prestatie verhogende middelen is onwenselijk. NOC*NSF heeft een informatiepagina opgesteld, waarin preventie en voorlichting voor sportclubs uitgebreid wordt behandeld.

Gevolgen voor de vereniging

Het onder invloed zijn van middelen kan naast gezondheidsschade ook schade opleveren voor de vereniging. Niet alleen krijgt een vereniging waar verboden middelen worden gebruikt een slechte naam en reputatie, het gebruik ervan kan ook criminelen aantrekken.

Wees als vereniging bewust van dit risico en de gevolgen die het niet optreden tegen middelengebruik met zich mee kunnen brengen. Zorg dat je op de hoogte bent van wat er wel en niet mag. Het wordt absoluut afgeraden om het gebruik en voorhanden hebben van softdrugs, in welke hoeveelheid dan ook, binnen de vereniging te gedogen.

Maak de aanpak en standpunten van de vereniging bespreekbaar bij de start van het seizoen en neem een duidelijke verwijzing hierover op in de huisregels en/of de lidmaatschapsovereenkomst. Op die manier ondervang je bijvoorbeeld het probleem dat zich bij het gebruik van lachgas voordeed: dit was nog niet bij wet verboden, maar het was wel een verdovend middel met zeer schadelijke gevolgen en dus uitermate ongewenst.

Op de website van het Centrum voor Veilige Sport Nederland (CVSN) is meer informatie te vinden over dit onderwerp. Maak je je zorgen over (het gedrag van) leden van de verenging dan kun je ook met het CVSN contact opnemen om te overleggen hoe je als sportbestuurder het beste kunt handelen. 

Wapens

Het voorhanden hebben van wapens op een sportclub is niet de bedoeling, tenzij het bijvoorbeeld de pistolen op een schietclub betreft of de degens bij een schermvereniging. Voor het bezit van deze sporten is daarom ook het kunnen afgeven van een VOG verklaring omtrent gedrag zeer aan te raden. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een schietverenigingen, is de VOG verklaring zelfs verplicht, voor het verkrijgen van een schietvergunning.

Iedereen begrijpt dat een voetballer niet met een stiletto hoort rond te lopen. Maar ook een keukenmes, dat als normaal gebruiksvoorwerp geldt, hoort niet thuis op een sportvereniging, behalve in de kantine. Het is belangrijk om de verbodsbepaling voor wat betreft wapens uitgebreid op te stellen, zodat duidelijk is dat ook huis- tuin- en keukengereedschap, dat als wapen kan worden gebruikt, niet is toegestaan op de club. Verwijs hierbij naar wetgeving en maak duidelijk dat het om de veiligheid van alle leden gaat.

Wil je voor jouw club huisregels opstellen waarin drugs en wapens worden verboden of heb je als sportbestuurder het vermoeden dat er sprake is van drugsgebruik of de aanwezigheid van wapens op de sportclub, neem dan contact op met de wijkagent. In iedere wijk/gemeente in Nederland is er een wijkagent, die in een dergelijk geval ondersteuning kan bieden. Besef goed dat je als bestuurder van een vereniging ook de verantwoordelijkheid om aangifte te doen van strafbare feiten die zich voordoen binnen jouw vereniging.

Op grond van het strafrecht is het voor iedereen verboden om drugs of wapens te bezitten. Het bezit ervan is niet alleen verboden, maar ook strafbaar gesteld.  Sommige softdrugs worden in Nederland gedoogd, maar ook die drugs wil je natuurlijk niet in je club tegenkomen. Als sportvereniging kun je in je huisregels opnemen dat wapens en drugs verboden zijn en dat bezoekers die deze zaken bij zich hebben, van het terrein worden verwijderd en een terreinverbod krijgen. Voor leden kan je in de huisregels opnemen dat het bezit van wapens of drugs. Zie voor bepalingen over royement hoofdstuk 4.