Hoofdstuk 5.5 WBTR
Op 10 november 2020 is met onmiddellijke werking het wetsvoorstel Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) door de Eerste Kamer aangenomen. Met de invoering van de WBTR worden veel wetsartikelen in het Burgerlijk Wetboek (BW) die gelden voor de Besloten Vennootschap en Naamloze Vennootschap (BV en NV), ook van toepassing verklaard op de vereniging.
De invoering van de WBTR heeft op de volgende punten gevolgen voor het bestuur van verenigingen:
Raad van commissarissen
De WBTR biedt de mogelijkheid bij een vereniging een raad van commissarissen (RvC) in te stellen. Heeft jouw sportvereniging nu een raad van toezicht? Dan is het goed mogelijk dat deze raad van toezicht na de wetswijziging als een raad van commissarissen wordt aangemerkt (de naam mag overigens raad van toezicht blijven).
De RvC is bevoegd het bestuur om alle informatie te vragen die zij nodig acht om haar toezichthoudende taak uit te voeren. Ook is de RvC bevoegd bestuursleden die door de algemene ledenvergadering zijn benoemd, te schorsen. Een niet door de algemene ledenvergadering benoemde bestuurder kan niet worden geschorst door de RvC.
Monistisch bestuur
Het wordt mogelijk een monistisch bestuur (One-Tier bestuur) in te stellen, waarin zowel uitvoerende als niet-uitvoerende bestuurders plaatsnemen. De niet-uitvoerende bestuurders hebben dan een toezichthoudende taak. Daarnaast zijn zij belast met het voorzitterschap, het doen van voordrachten voor de benoeming van het bestuur, en de vaststelling van de bezoldiging.
De rol van niet-uitvoerende bestuurders kan worden vergeleken met die van de RvC of raad van toezicht. Het verschil is dat niet-uitvoerende bestuurders dichter bij het bestuur staan en dat zij, als medebestuurder, een grotere verantwoordelijkheid hebben. In geval van aansprakelijkheid van het gehele bestuur, zijn niet-uitvoerende bestuurders ook 'gewoon' aansprakelijk.
Tegenstrijdig belang
Als er bij een vereniging sprake is van tegenstrijdig belang, werd voorheen het gehele bestuur vertegenwoordigingsonbevoegd. Na de wetswijziging is alleen de bestuurder met het tegenstrijdig belang niet langer bevoegd deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming waarbij hij/zij een tegenstrijdig belang heeft.
Als alle bestuurders (dus het gehele bestuur) een tegenstrijdig belang hebben, dan moet de RvC het besluit nemen. Als de vereniging geen RvC of raad van toezicht heeft, moet de algemene ledenvergadering het besluit nemen.
Belet- en ontstentenisregeling
Er komt een verplichte statutaire belet- en ontstentenisregeling voor de vereniging. Iedere vereniging moet dus in de statuten opnemen wat dient te gebeuren als het bestuur (om welke reden dan ook) niet in staat is om te besturen. Denk hierbij aan schorsing, ziekte en onbereikbaarheid (met een minimale termijn van twee weken).
Als jouw vereniging geen belet- en ontstentenisregeling in de statuten heeft opgenomen, dan moet deze bij de eerstvolgende mogelijkheid daartoe (de algemene ledenvergadering) worden opgenomen.
Invoering bewijsvermoeden bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement van de vereniging
Er komt een bewijsvermoeden van bestuurdersaansprakelijkheid in het geval van faillissement van een vereniging die vennootschapsbelastingplichtig is, opgenomen in artikel 2:248 BW. Dit houdt in dat de curator in het faillissement de bestuurders aansprakelijk kan stellen voor het tekort, als er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Meer informatie hierover vind je hier.