Sport en gezondheid
We zitten teveel en bewegen te weinig. Daarom wil NOC*NSF het aantal sportende mensen de komende jaren met 10 procent verhogen. Sport is goed voor de gezondheid. Tegelijkertijd draagt sport bij aan een fitte en vitale samenleving, waardoor de gezondheidszorg minder belast wordt. Zeker met het oog op toenemende vergrijzing in Nederland is dat een niet onbelangrijk gegeven.
Goed voor het lichaam
Sport en bewegen dragen bij aan de gezondheid van mensen. Dat blijkt uit tal van onderzoeken. Sport zorgt voor een betere conditie, meer spierkracht, een gezonde levensstijl, een goede nachtrust en een minder hoge medische consumptie. Sporten verkleint namelijk het risico op een groot aantal aandoeningen als hart- en vaatziekten, obesitas, osteoporose, beroertes.
Personen die regelmatig bewegen hebben bovendien een lager risico van 30 procent om vroegtijdig te overlijden. Sporten kan ook de gezondheidstoestand verbeteren van mensen met een chronische aandoening. Onvoldoende lichaamsbeweging daarentegen, vergroot de kans op een vroegtijdige dood. In Nederland gaat dat om ongeveer 8.000 sterfgevallen per jaar, dat is 6 procent van het totaal aantal sterfgevallen.
Goed voor de geest
Sport zorgt niet alleen voor lichamelijke fitheid maar ook voor mentale fitheid. Sporters zullen het daarmee eens zijn. Simpelweg omdat je je na afloop van het sporten altijd lekkerder voelt dan daarvoor. Voldoende fysieke activiteit gaat depressies tegen, vertraagt de ontwikkeling van dementie en vermindert het aantal psychische klachten. Tegelijkertijd kan sporten leiden tot meer eigenwaarde, zelfvertrouwen en (sociale) vaardigheden.
Voor jongeren geldt dat bewegen een positieve invloed heeft op hun cognitieve ontwikkeling. Ook ouderen doen hun voordeel met lichaamsbeweging. Het vermindert de behoefte aan zorg. Dat heeft twee grote voordelen. Enerzijds kunnen de gezondheidskosten worden gereduceerd. Aan de andere kant stimuleert het de mentale gezondheid, omdat ze minder snel hun autonomie verliezen.
De beweegnorm
Op de vraag hoeveel iemand moet bewegen om de positieve effecten van sport te ervaren, is nog geen eenduidig antwoord. De beweegnorm, een maatschappelijk breed gedragen norm voor gezond beweeggedrag, lijkt desalniettemin een goed uitgangspunt te zijn. Volgens die norm dienen jongeren dagelijks een uur actief te zijn, waarvan minimaal drie keer per week twintig minuten intensief. Volwassenen dienen vijf dagen per week een halfuur actief te zijn, waarvan minimaal drie keer twintig minuten intensief.
Verontrustend is dat de Nederlander steeds meer uren per dag zit. En dat langdurig zitten is vaak ongezonder dan wordt gedacht. Jongeren van 12-17 jaar zitten op een niet-schooldag zelfs een uur langer dan 65-plussers. Dus computer uit, gympen aan!
We winnen veel met sport!