Politiek en sport: behoed sporters voor onmogelijke vragen
Marc van den Tweel 6 september 2022De aandacht voor de dramatische gebeurtenissen in München in 1972 – waarbij tijdens de Olympische Spelen elf leden van de Israëlische ploeg door terroristen werden gedood – maakt één ding opnieuw duidelijk: politiek en sport zijn niet te scheiden, hoe graag we dat ook zouden willen. München ’72 – The Games must go on! - leverde individuele sporters destijds een dilemma op; we hebben er vele getuigenissen van gezien.
Politieke dilemma’s in de sport zijn er steeds weer en meer. Sport en politiek zijn weliswaar niet te scheiden, maar we zouden er wel naar moeten streven om sporters en politiek te scheiden. In die zin dat sporters geen speelbal (meer) moeten worden in het politieke debat of onterecht maatschappelijke ballast op hun schouders krijgen. Daarvoor staan immers in de eerste plaats politici en bestuurders aan de lat.
Tegelijkertijd staat voor mij vast dat sporters gehoord moeten worden – en zich moeten kunnen uitspreken. Luisterend – de afgelopen week – naar de sporters van ’72 , hoor ik ze ook zeggen: "Ik heb een mening en die wil ik kunnen uiten. Dat vind ik echt heel belangrijk". Gelukkig is er wat dat betreft veel veranderd sinds 1972.
‘Rule 50’ van het Olympisch Handboek – voor sporters een begrip – is speciaal daarom aangepast; een raadpleging onder atleten in 2020, leverde een overgrote meerderheid op die wilde dat deze regel sporters meer ruimte zou bieden om zich politiek of maatschappelijk te kunnen uiten. Hoewel nog steeds aan behoorlijke voorwaarden gebonden, is de kramp over politieke statements van sporters langzaam maar zeker aan het verdampen.
Wat in mijn ogen een belangrijke rol is voor bestuurders (binnen en buiten de sport), op zowel landelijk als mondiaal niveau, is het behoeden van sporters voor onmogelijke vragen vlak vóór een groot sportevenement in bijvoorbeeld een land waar het nodige op aan te merken is (en dat is met een Nederlandse bril op al snel). Er zijn andere momenten om een dergelijk debat te voeren. En er zijn ook zijn andere actoren met wie dat debat primair gevoerd moet worden.
Sport en politiek zijn weliswaar niet te scheiden, maar we zouden er wel naar moeten streven om sporters en politiek te scheiden
Marc van den Tweel
Juist om dit soort discussies zindelijker en effectiever te voeren, is het van eminent belang om tijdig en feitelijk te discussiëren. Daarom is het ook zo belangrijk dat de toekenningscriteria voor landen om de Olympische Spelen te organiseren al behoorlijk zijn aangescherpt - en onderwerp van gesprek blijven.
Aspecten als mensenrechten, sociale omstandigheden, duurzaamheid, LHTBI-rechten en vrijheid van meningsuiting worden (steeds meer) toetsingscriteria bij toekenning van de Spelen. Net als de legacy overigens: wat is de kwaliteit van de achtergelaten footprint van de Spelen in een land. Hoe hebben de Spelen bijgedragen aan de ontwikkeling van een land en zijn bevolking (sociaal, maatschappelijk, economisch)?
Objectiever toetsen (vooraf!) en natuurlijk monitoren helpt bij het voorkomen van naïef optimisme over de inzet van kandidaatlanden en de beoogde resultaten. Tegelijkertijd wil ik realistisch zijn: het IOC en de internationale sportfederaties geven stem aan zo’n 200 landen, die over veel van dit soort onderwerpen echt verschillend denken. Dat is de realiteit.
Wat betreft de dynamiek gaat de metafoor op van de mammoettanker die de steven moet wenden. En het is belangrijk om die steven verstandig en behoedzaam te wenden. Immers: sport moet mondiaal een verbindende waarde zijn én blijven. Dat lukt alleen als we een dialoog blijven voeren. Tussen landen, tussen volkeren, tussen bestuurders, tussen sporters. Niet voor niets is – recent - aan de olympische waarden Faster – Higher – Stronger het adagium Together toegevoegd!
Marc van den Tweel
Algemeen directeur NOC*NSF