André Bolhuis: München was een omslagpunt
Richard Schoonderwoert 15 augustus 2022Tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München pleegden Palestijnse terroristen een aanslag op de Israëlische ploeg. De Spelen gingen door, wat de sporters voor een dilemma stelde: zet je je af tegen de keuze van het IOC of ga je toch je olympische droom achterna? Oftewel, ga je naar huis of blijf je? André Bolhuis was als hockeyer aanwezig en besloot te blijven.
In de zomer van 1972 lachte het leven André Bolhuis toe. Hij was afgestudeerd als tandarts en kreeg een baan aan de Universiteit Utrecht. Bovendien werd hij geselecteerd voor de hockeyploeg die zou deelnemen aan de Olympische Spelen in München. Het was, zoals hij het zelf noemt, “een culminerend hoogtepunt.”
Het zou zijn eerste olympische optreden worden. Vier jaar daarvoor, toen de Spelen in Mexico waren, viel hij op het laatste moment af. “Ik behoorde wel tot de laatste twintig, maar er gingen er maar achttien. Dus toen ik wel naar München mocht was ik daar ontzettend enthousiast over.”
De fiets van Hennie Kuiper
Bolhuis vertelt hoe de ploeg per vliegtuig afreisde naar de Beierse hoofdstad. “Ik herinner me nog hoe we op het vliegveld van München verwelkomd werden door de chef de mission, Bram Leeuwenhoek. Met welke doelen we daarheen gingen? We waren tweede van Europa en bij het wereldkampioenschap van 1971 zesde of zevende geworden. We hadden niet direct medaille-ambities, maar we gingen wel voor de laatste vier. Nederland had in Mexico de vijfde plaats gehaald. We zaten in de lift, vonden we zelf althans. Dus we gingen naar München met de verwachting dat we daar wel een rol konden spelen.”
De Duitsers hadden zich enorm ingespannen om van de Olympische Spelen een onvergetelijk sportfeest te maken. Bolhuis was onder de indruk. “Ik heb geweldige herinneringen aan hoe het ging die eerste week. De beleving was fenomenaal. We speelden goed en voor de sporters was alles fantastisch georganiseerd. We hadden een mooie behuizing op een prachtige locatie, naast de wielrenners. Ik mocht op de fiets van Hennie Kuiper naar het centrum om een boodschap te doen. Kun je je dat voorstellen? De fiets waar hij zijn olympische wedstrijd op reed!”
“We trainden ’s ochtends en ’s middags op de atletiekbaan, tussen die atleten. Kenianen, Amerikanen, noem maar op. Moesten wij ook gaan lopen. Vergeleken bij hen voelden wij ons een stel houten klazen. Wat een gigantisch verschil! Onze begeleidingsstaf heeft daarna een programma gelanceerd waarbij hockeyers atletischer moesten worden.”
“Je liep daar rond in een hele prachtige sportsfeer. We gingen vaak naar de ingang van het olympisch dorp. Dat was ontmoetingsplek waar iedereen elkaar sprak, speldjes uitwisselde en dat soort dingen. Het was buitengewoon harmonieus en vriendschappelijk.”
Bivakmutsen
Maar in één klap was het afgelopen met de feestelijkheden. “Op een gegeven moment kwam de teamleiding: ‘Mannen, jullie moeten allemaal binnenblijven. Er is van alles aan de hand’. Verder veel onduidelijkheid. Er was natuurlijk nog geen mobiele telefoon of internet.”
Het bleek dat Palestijnse terroristen een inval hadden gedaan bij de equipe van Israël. Bolhuis: “Wij hebben die bus nog gezien, met die Palestijnen met bivakmutsen op. Die reed in de parkeergarage onder ons huis.”
De gijzeling kwam tot een dramatische ontknoping op het vliegveld Fürstenfeldbruck, even buiten München. In totaal kwamen bij de aanslag elf leden van de Israëlische delegatie en een Duitse politieman om het leven.
Iedereen heeft het natuurlijk over degenen die weggingen, maar het merendeel is gewoon gebleven
Andre Bolhuis
De Spelen werden een dag stilgelegd. Bolhuis: “We zijn toen met een man of tien naar buiten gegaan, buiten het dorp. Die avond was er een bijeenkomst in het olympisch stadion, belegd door het Internationaal Olympisch Comité. Daar ben ik toen geweest, met een paar leden van mijn hockeyteam. Op een stoeltje op het veld zaten we te kijken naar de toespraak van Avery Brundage, de voorzitter van het IOC. Toen hij zei: “The Games must go on!” zijn Paul Litjens en Flip van Lidth de Jeude meteen opgestaan en weggelopen.”
Teamsport
De twee hockeyers wilden niet meer verder spelen en keerden terug naar Nederland. Datzelfde deden de atleten Wilma van Gool-van den Berg, Jos Hermens en Bram Wassenaar en de worstelaar Bert Kops. Een aantal sporters die al aan hun sportieve verplichtingen hadden voldaan, ging eveneens naar huis. “Ik weet niet meer of daarover discussie was”, aldus Bolhuis. “We hadden al een dag vrij gehad en het was de vraag of die Spelen nog wel door zouden gaan of niet. Die Duitsers moesten ook eerst constateren wat er precies was gebeurd. Uiteindelijk zijn de Spelen dus gewoon verder gegaan.”
De overige hockeyers speelden na de aanslag nog twee wedstrijden en eindigden op de vierde plaats. Bolhuis: “Ik kan me niet herinneren dat ik daar na afloop kritiek op heb gekregen. Iedereen heeft het natuurlijk over degenen die weggingen, maar het merendeel is gewoon gebleven. Je zit in een teamsport met vijftien anderen die ook willen blijven. Dan ga ik niet als eenling zeggen: ik ga weg. De Israëlische ploeg is toen wel naar huis gegaan en daar zijn sommige atleten heel boos over geworden.”
“Tijdens de Spelen van München was ik 25. Die belevenis daarvan was totaal verschillend met hoe ik er later over dacht. Ik ben daar veel meer beschouwend over gaan denken.”
Zou hij dan later, met meer kennis van zaken, een andere beslissing hebben genomen? Bolhuis: “Dat is een ingewikkeld verhaal. Aan de ene kant moet je sport en politiek gescheiden houden, daar ben ik een groot voorstander van. Aan de andere kant is de praktijk dat het heel veel met elkaar te maken heeft. Alles is een onderdeel van iets anders en de sport al helemaal.”
Kantelpunt
De aanslag in München betekende een kantelpunt in de beleving van de Olympische Spelen. Bolhuis: “Het was een ongelooflijke omslag. Alsof er een boek werd gesloten en een nieuw boek werd geopend. Voor die aanslag was het één groot feest: je ging met alle atleten en mensen om, je sprak met elkaar. Na die aanslag was het ineens afgelopen, want meteen kon je het olympisch park niet meer in en stonden overal soldaten.”
“Dat is in het extreme verder gegaan in Montréal in 1976. Daar was een bewaking, dat kun je je niet voorstellen. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Overal militairen. Als we gingen trainen ging er een leger aan bewaking met ons mee, helikopter boven de bus. Bij de Spelen in Moskou 1980 was ik niet, maar in 1984 in Los Angeles was het ook weer allemaal bewaking.”
Ook de discussie over sport en politiek kwam na de aanslag vol op de agenda. Bolhuis: “In Mexico zijn er ook wel dingen gebeurd, maar daar is relatief weinig aandacht aan besteed. Na München is het altijd een groot onderwerp gebleven.”
Boycot
Zoals in 1980. Vanwege de invasie van de Sovjet-Unie in Afghanistan werden de Olympische Spelen in Moskou geboycot, onder meer door de Verenigde Staten en West-Duitsland. In Nederland gingen ook stemmen op om weg te blijven, maar werd de beslissing bij de bonden neergelegd. Als aanvoerder van de hockeyploeg pleitte Bolhuis ervoor om thuis te blijven. En dat gebeurde.
Een week voor de opening werd de knoop doorgehakt. “Daar heb ik ontzettende spijt van”, stelt Bolhuis nu onomwonden. “De bond schoof de beslissing door naar de spelers: willen jullie gaan of niet? Ik heb me ingespannen om niet te gaan. Dat zou ik nu nooit meer doen. Het heeft helemaal niets opgeleverd, behalve dat een stuk of zes mensen door mijn schuld niet naar de Olympische Spelen konden gaan.”
Aandacht
Bolhuis benadrukt dat je sport niet moet gebruiken om politieke doelen te bereiken. “Die aanslag in München was een gevolg van de gespannen situatie in het Midden-Oosten. Die terroristen eisten dat Israël een aantal Palestijnse gevangenen zou vrijlaten. De Olympische Spelen werden daarvoor misbruikt omdat dat veel aandacht genereerde. Dat wisten wij helemaal niet.”
“Maar achteraf over het dilemma nadenkend, denk ik niet dat ik later een andere beslissing zou hebben genomen. Kijk, als de Spelen niet doorgegaan waren omdat het IOC of het Duitse organisatiecomité dat niet wilde, dan was je gewoon naar huis gegaan. Maar toen die zeiden dat ze wel verder gingen… Ik denk dat ik nu ook gebleven zou zijn.”