Amsterdam dankte de toewijzing van de Spelen van 1928 aan een onderonsje tussen twee baronnen die goede vrienden waren: IOC-voorzitter Pierre de Coubertin en het Nederlandse IOC-lid Van Tuyll van Serooskerken. Maar bepaald niet iedereen in ons land was daar verrukt over.

Vooral van christelijke zijde waren er grote bezwaren. Men vreesde dat de Spelen 'zondagsontheiliging' en 'toeneming der onzedelijkheid' teweeg zouden brengen. Talloze predikanten wezen op het 'heidense karakter' van het olympisch festival. Een regeringsvoorstel om het Nederlandsch Olympisch Comité (NOC) in de periode 1924-1928 jaarlijks een subsidie te geven van 250.000 gulden werd in de Tweede Kamer weggestemd. Maar een oproep van het NOC aan het Nederlandse volk bracht in veertien dagen anderhalf miljoen gulden op aan gelden en garanties, voldoende om de organisatie ter hand te nemen. 

Er werd een olympisch stadion gebouwd dat 31.500 toeschouwers een plaats bood. Vlak daarvoor verrezen twee gebouwen voor het schermen en de krachtsporten en binnen loopafstand was er een zwemstadion met een capaciteit van zesduizend mensen.

1926-27
'De tijd en de aandacht van verschillende onzer officials en van die van onze sportorganisaties, die bij de Olympische Spelen rechtstreeks betrokken zijn, wordt dikwijls zoo sterk in beslag genomen door de voorbereidingen voor de Spelen, dat de gevolgen voor ons gewone werk bemerkbaar zijn. Het is dan ook wederom als een rustig en stil jaar aan te merken', aldus het NOC in het jaarverslag.

In de vacature ontstaan door het overlijden van mr. Feschotte wordt door de algemene vergadering voorzien door de verkiezing van jhr.mr. E.C.U. van Doorn.

Het Nederlandsche Golf Comité kan gezien de aard van zijn statuten niet de door het NOC vereiste koninklijke goedkeuring daarop verkrijgen. Het lidmaatschap kan dus niet worden gecontinueerd. Om het NOC toch te steunen en een zekere band te behouden, wordt het Golf Comité donateur.

De belangstelling voor de Vaardigheidsproeven is dit jaar sterk toegenomen. Het blijven echter voornamelijk militairen die de proeven afleggen. 'Nog steeds dienen de zware eischen, welke aan het behalen van het diploma zijn gesteld, als een handicap te worden beschouwd voor de jongelieden, welke hunner carrière aanvangen in de kringen der maatschappij, waar de lichamelijke opvoeding geen onderdeel van hunne betrekking uitmaakt. Althans uit die zeer groote klasse komen geen inschrijvingen voor en daardoor ook geen verwerving van diploma's. Een uitzondering hierop is dominee Ter Haar Romeny, die in 1927 het vaardigheidsteken in brons behaalde.'

Het NOC constateert 'dat bij verschillende vereenigingen een behoefte bestaat aan geschikte leiders, personen die niet alleen in de techiek van een sport onderricht kunnen geven, doch tevens als leiders der jeugd kunnen worden aangemerkt.' De officiële opening, op 26 april 1927, van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam vindt het NOC daarom 'verblijdend.'

De Van TuyIl-Beker voor het jaar 1925 gaat naar de Nederlandsche Wielerbond.

1927-28
Het NOC ziet met grote voldoening terug op de organisatie van de Spelen van 1928. 'Onze lastgevers, het IOC, verklaarden dat zij in hooge mate ingenomen waren met de wijze, waarop het Comité 1928 zijn taak had uitgevoerd. Bovendien kan men de dagbladen en sportbladen van tal van landen niet nalezen zonder tot een zelfde indruk te komen.' Het NOC vindt het succes van meerzijdige aard. Niet alleen sportief-technisch en als belangrijke propaganda voor de sportbeoefening, maar ook 'voor het meerder aanzien van Nederland in de wereld.' De secretaris van het 'Comité 1928' richt een speciaal dankwoord tot het gemeente bestuur van Amsterdam en zijn diensten, vooral de politie die 'zeer zeker enorm heeft bijgedragen om den buitenlanders een goeden indruk te geven van orde en verkeer.'

De Nederlandsche Federatie van Bonden voor Lichamelijke Opvoeding, die al sedert jaren een kwijnend bestaan leed, trekt zich terug uit het NOC. Ook de Nederlandsche Wielerbond verdwijnt als lid doordat verzuimd is tijdig verlenging aan te vragen van de koninklijke goedkeuring van de statuten. De inmiddels opgerichte Nederlandsche Wielren Unie is voorlopig tot het lidmaatschap toegelaten, evenals de Nederlandsche Bobsleigh Club Davos.

Liefst 643 kandidaten hebben zich dit jaar aangemeld voor de Vaardigheidsproeven. Van de dertig dames en meisjes (voor het merendeel studenten aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam) behalen zes het diploma.

De Van TuyIl-Beker (voor het jaar 1926) is voor de Nederlandsche Zwembond.

Bron:
- Kroniek Olympische Spelen, NOC 75 (Elsevier 1987)