Sportdeelname Coaching

Trainers, inspireer jongeren tot een leven lang sporten

Yvonne Derksen 12 augustus 2020
Trainers, inspireer jongeren tot een leven lang sporten

We hoeven Wouter Schols niet lang te spreken om erachter te komen hoeveel passie hij voor sport heeft. Schols is directeur van het Nederlands Instituut voor Vechtsport en Maatschappij (NIVM) en tevens een van de opleiders van NOC*NSF Academie voor Sportkader, waar hij scholingen aanbiedt over het trainen/coachen van jeugd en jongeren. We bellen hem op de Dag van de Jeugd. Samen staan we stil bij het belang van sport voor jongeren en de rol die trainers spelen in het sportplezier van deze groep.

“Ik ben zelf een basketballer. Dat zit in mij,” begint Schols, die zelf de liefde voor de sport vanuit huis heeft meegekregen. “Maar het was mijn trainer die mij keer op keer wist te inspireren om die bal weer op te pakken.” Dankzij zijn trainer noemt Schols zichzelf ook daadwerkelijk een basketballer. “De trainer wás basketbal. Door hem dacht ik steeds weer ‘dit is het’. Deze sport is te gek.”

Het belang van de trainer wordt in ons gesprek dus al vrij snel duidelijk. “De relatie tussen kind en trainer is bepalend voor de betekenis van sport. Kan je als trainer het kind niet bereiken en de sport niet goed overbrengen, dan zal een kind het niet begrijpen.” We vragen Schols wat het eerste is wat hij een trainer meegeeft. Iets waar hij inmiddels al veel ervaring in heeft. Schols vertelt: “De meeste trainers willen precies hetzelfde als een kind: sportplezier en ontwikkelen. Maar de belevingswereld van een trainer is vaak anders dan die van de jeugd en dat kan zorgen voor miscommunicatie. Het is dus belangrijk dat je je verplaatst in de belevingswereld van de leeftijdsgroep die je traint: welke bijdrage kan je op pedagogisch vlak leveren? Waar ligt de behoefte van de jeugd? Welke invloed kan je uitoefenen op kinderen en wat is het effect van de coaching die je biedt?”

We concluderen dat leren kijken en luisteren een belangrijke rol is van de trainer. “Juist,” beaamt Schols. “Een kind van acht is vaak niet geïnteresseerd in techniek, hij of zij wil vooral veel bewegen. Een puber van veertien wil juist wél de goede techniek leren, maar trekt graag alles in twijfel wat jij zegt. Voor hen is het dus weer belangrijk dat je ze zelf laat ontdekken waarom júist die techniek werkt. Het vergt een heel andere manier van training geven.”

Sport als derde opvoedmilieu

Kortom: de manier van training geven bepaalt dus voor een groot deel het sportplezier én of jongeren uiteindelijk blíjven sporten. We vragen Schols naar de toegevoegde waarde van sport voor jeugd. Immers: waarom is het zo belangrijk om júist deze groep te motiveren tot sport? Het is een onderwerp waar hij veel aandacht aan besteedt tijdens zijn trainingen. “De sportclub is een geweldige plek om vaardigheden te ontdekken. En dan bedoel ik niet alleen sportieve capaciteiten en talenten, maar ook allerlei andere aspecten. Kinderen gaan de sociale interactie aan en moeten zich tot elkaar leren verhouden –in de training maar ook in een wedstrijd. Toeschouwers, trainers maar ook zijzelf vinden daar wat van. Dat proces is zó ontzettend leerzaam.”

De relatie tussen kind en trainer is bepalend voor de betekenis van sport
Wouter Schols, directeur Nederlands Instituut voor Vechtsport en Maatschappij

Schols noemt het een ontdekkingstocht waarin kinderen zichzelf leren kennen en zelfvertrouwen opdoen. “Voor kinderen is sport enorm goed voor zowel de cognitieve en sociale als lichamelijke ontwikkeling. Het is de derde aanvulling op school en de opvoeding thuis. En dan hebben we het nog niet eens over de gezondheidsvoordelen.”

De skihelling

Toch is er een flink afhaakpercentage onder jongeren te zien: een groot deel zegt het verenigingslidmaatschap op zodra zij naar de middelbare school gaan. “Het skihellingfenomeen,” vult Schols aan. “Dat is er al zolang ik me kan herinneren.” We vragen hem naar zijn ervaringen en ideeën over de trend. “Jongeren rond die leeftijd gaan andere dingen ontdekken en doen. Ze gaan op zoek naar hun eigen identiteit en daarbij wordt ook de sport die ze beoefenen in twijfel getrokken.”

De motivatie om te blijven sporten moet dus groot genoeg zijn. Schols benadrukt hierbij het belang van de trainer nogmaals: “Het trainen van pubers vraagt om een heel andere aanpak. Kinderen willen fantasie, variatie en spelen. Pubers zijn veel meer op zoek naar beter worden, zelfstandigheid en sociale binding. Als ze niet in die behoefte worden voorzien, haken ze af.”

Sport als identiteit

Maar wat gebeurt er als jongeren er op deze leeftijd alsnog achter komen dat de sport niet meer bij hun identiteit past? Een terechte vraag, vindt Schols: “Sportclubs kunnen hier zeker op inspelen. Pubers ervaren een flinke drempel bij het starten van een nieuwe sport. Zijn ze wel goed genoeg om bij een team aan te sluiten, of lopen ze achter de feiten aan?”

Een kans voor sportverenigingen dus, om juist voor deze leeftijd actief aan de slag te gaan met beginners- of stoomcursussen om die zoekende jongeren over de streep te trekken. “De hele wereld is in principe met één muisklik te vinden, dus dat is het probleem niet.” vult Schols aan. “Maar de zoektocht naar een eigen identiteit is nog steeds hetzelfde. Dat blijft iets waar de sportwereld én trainers jongeren in moeten ondersteunen. Zolang sportverenigingen zich inzetten voor plezier, vertrouwen en aansluiting kunnen we binding blijven creëren met jongeren.” Schols sluit zijn verhaal af: “Als je jeugd al op jonge leeftijd weet te inspireren met sport kan je hen met de juiste begeleiding een leven lang sportplezier bieden!”

Deel dit artikel op social media: