Naam: Jaap van der Poll
Geboren: 1 mei 1914 te Amsterdam
Overleden: 1 februari 2010 te Castricum
Sport: atletiek

Olympische Spelen XI Berlijn 1936
Onderdeel: speerwerpen
Prestatie: zestiende plaats

Jaap van der Poll deed als speerwerper in 1936 mee aan de Olympische Spelen van Berlijn. Tijdens de oorlogsjaren hield hij zich in leven door zich altijd als een sporter te blijven opstellen.

Jaap van der Poll is één van de meest boeiende sporters die Nederland heeft gehad. Niet zozeer door zijn prestaties, maar vooral door wat hij heeft meegemaakt. Hij heeft alles opgeschreven in boeken, zodat we zijn levensverhaal kunnen volgen door zijn eigen ogen. Onderstaand verhaal is daarom één lang citaat.

“Ik was in de jaren dertig als Amsterdamse jongen lid geworden van atletiekvereniging AV' 23, die toen op het Olympiaplein zat. Ik had vooral talent voor de speer. Ik was pupil van Jan Blankers, de hoofdcoach en de latere man van Fanny Blankers-Koen. Ik had nog geen baan en de vereniging was altijd open, dus kon ik vaak trainen. Ik deed ook aan sprinten en verspringen.

Wembley
In het jaar erop, in 1935, werd het werpen echt serieus. Aan het begin van het seizoen begon ik over de zestig meter te gooien. Dat was internationaal goed voor de subtop. Ik heb dat jaar meegedaan aan de Open Engelse kampioenschappen in Wembley in Londen en kwam tot 63 meter. Dat waren mijn eerste internationale kampioenschappen. In datzelfde jaar gooide ik ook het nationale record in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Van de bond kreeg ik vervolgens een brief dat ik opgenomen was in de olympische ploeg voor de Olympische Spelen in Berlijn, in nazi-Duitsland.

Het was min of meer bekend wat er in Hitler-Duitsland gebeurde. Er was veel discussie binnen de ploeg of we wel of niet moesten gaan. Hinkstapspringer Wim Peters, sprintster Tollien Schuurman, bokser Ben Bril en keeper Leo Halle zagen af van deelname. Ik heb het ook overwogen, maar ik wilde zo graag en de olympische slogan Sport Verbroedert deed mij besluiten toch te gaan.

We gingen met de trein naar Berlijn. Eerst gewoon met de tram in het NOC-kostuum naar het station. Het was de eerste keer dat ik naar Duitsland ging. Het olympisch dorp was prachtig aangelegd. Ik heb daar Jesse Owens, de grote sprinter, vaak zien lopen. Wat een elegante man, en wat een atleet natuurlijk. De andere sporters vond ik goden en godinnen, die in hun olympische kleding rondslenterden. Ik voelde me er klein en onbeduidend bij.

De openingsceremonie was een hele gebeurtenis. Ja, we hebben Hitler gegroet, maar niet met de olympische groet, die toch veel op de Hitlergroet leek. Dat was onderling gezegd: dát doen we niet. We zijn géén racisten. Als laatste kwamen de Duitsers binnen en dat heb ik als zeer bedreigend ervaren, al die mensen die massaal 'sieg heil!' riepen. Die eenheid, het was net een groot beest.

Niersteen
Helaas had ik de ongelukkige omstandigheid dat ik last van een niersteen had. Ik had aanvallen, pijn aan mijn buik. Er was een voorronde, de limiet was 60 meter om mee te doen aan de finale. Ik heb het nog wel gehaald. Ongeveer de helft van de mensen viel af. De finale viel tegen. Ik had te veel last van dat niersteentje en moest halverwege de wc opzoeken. Het was alleen maar de aandrang, maar het was wel vervelend. Tokio, dacht ik, dan probeer ik het in 1940, in Tokio, opnieuw, dan ben ik nog pas 26 jaar oud. Nou, ik gíng naar Japan, maar onder heel andere omstandigheden.

In 1938 ben ik naar Indië gegaan, om te werken in een suikerfabriek. Ik ben op Java weer veel gaan sporten. Ik zocht meteen contact met de Indische Atletiekbond en werd lid van de Trekvogels in Surabaya. Ik deed natuurlijk mee aan de Javaanse Atletiek Kampioenschappen; dat gaf toch weer een beetje Hollands gevoel. Ik ben nog kampioen van Java geworden.

Op 7 december 1941 was de Japanse overval op Pearl Harbor en begon Japan de Westerse mogendheden uit Azië te verdrijven. Ik was gezond, sterk en lenig en werd natuurlijk als soldaat opgeroepen. Ik werd als sergeant bij de KNIL ingedeeld bij een mitrailleurgroep. We hebben geprobeerd de Japanse opmars te vertragen. Maar we waren kansloos.

We zaten op de Jap te wachten tot die uit de bosjes zou komen - ik kan me de details nog goed herinneren, het was een zonnige dag met een zeebriesje - toen we hoorden dat we gecapituleerd waren. Ik was blij dat ik er goed van afkwam, want ik was helemaal niet zo happig om in een oorlog te sneuvelen.

In het eerste kamp op Java, in Tjimahi, moesten we ons hoofd kaal laten knippen en we mochten geen baarden dragen. Het kamp heette voortaan het Kale Koppen Kampement KKK. Natuurlijk werden er atletiekwedstrijden georganiseerd. De diploma's voor de prijzen speerwerpen, discuswerpen en kogelstoten heb ik zorgvuldig bewaard.

Kustvaarders
Intussen circuleerden geruchten over onze volgende bestemming. Dat het Japan zou worden, werd snel duidelijk. In een groep van ongeveer vijfhonderd man werd ik naar de haven van Singapore gebracht. Daar werden we ingescheept in twee kustvaarders. Op een ochtend werden we wakker doordat de scheepsmotoren niet meer stampten. We lagen in de haven van Fukuoka, in Japan. We wisten dat we de mijnen in zouden gaan. Ver weg van Nederland en dan nog onder de grond ook.

Ik heb tweeënhalf jaar als krijgsgevangene in de mijnen gewerkt in Japan. In 1944 hoorden we van de invasie in Normandië en dat de Amerikanen van eiland naar eiland hopten in Azië. Bijna elke nacht was het gedreun van de bombardementen te horen. Dat de oorlog snel zou aflopen, was duidelijk.

Op een dag, het was 15 augustus, kwamen we laat uit de mijn, de dagploeg. Het verbaasde ons dat we bijna niemand tegenkwamen. De banden lagen stil, er was geen geruis meer, geen machinelawaai en we voelden opwinding: er moest iets heel bijzonders aan de hand zijn. We voelden het gewoon uit het kamp omhoog stijgen, een sfeer van blijdschap, opwinding . De deuren gingen open en daar liep iedereen euforisch in het rond. 'Japan is gisteren gecapituleerd!'”

Bronnen:
• www.sportgeschiedenis.nl
• Statistische gegevens: Olympisch Oranje, Ton Bijkerk (Tirion Sport, 2008)