Als de eerste moderne Spelen in 1896 in Athene worden gehouden, nemen er dertien landen aan deel vertegenwoordigd door in totaal 285 atleten. Voor moderne begrippen een bescheiden aantal, was de organisatie van de Spelen niettemin een prestatie van de eerste orde. Dat dit evenement kon plaatsvinden en tenslotte een vaste plaats zou veroveren in de internationale sportwereld, danken we aan de Fransman Pierre de Coubertin (1863-1937), die van de Spelen zijn levenswerk maakte. Toch valt er wel wat meer over de oorsprong van de moderne Spelen op te merken. Zonder afbreuk te doen aan de Coubertins inspanningen, zullen we zien dat ook anderen bij de voorbereiding en verdere ontwikkeling een rol van betekenis hebben gespeeld. 

Het is wel algemeen bekend dat de aanzet tot de Spelen lang geleden in Griekenland van de klassieke Oudheid is gegeven en wel in het jaar 776 voor het begin van onze jaartelling. Dat gebeurde in de plaats Olympia op het schiereiland der Peleponnesus. Deze Spelen vonden later navolging en zo ontstonden er vergelijkbare Pythische, Isthmische en Nemeische Spelen. Aan een boeiende, meer dan duizendjarige traditie kwam echter in het jaar 393 een einde toen de ‘heidense’ Spelen getroffen werden door het verbod van de Romeinse keizer Theodosius I. Maar de herinnering aan de Spelen leefde voort. 

Graanhandelaar

Zover we weten is de draad voor het eerst weer opgenomen in het begin van de 17de eeuw, in Engeland, waar Robert Dover het initiatief nam tot wat als de Cotwold Olympic Games bekend geworden is. Maar we staan op vaster grond als ruim tweehonderd jaar later, op 22 oktober 1850, voor het eerst sprake is van de Much Wenlock Olympian Games, gehouden in het plaatsje Much Wenlock in Shropshire. Deze Spelen worden tot op de dag van vandaag ieder jaar georganiseerd.

Aan deze Spelen is de naam verbonden van W.P. Brookes (1809-1895), een arts met vooruitstrevende opvattingen. Maar ook in het moderne Griekenland van de 19de eeuw leefde de gedachte om de klassieke spelen in een of andere vorm te laten herleven en zo werden door toedoen van de rijke graanhandelaar Zappas (1800-1865), in 1859, in Athene de zogeheten eerste Zappas Olympische Spelen gehouden; in 1870, 1875 en 1889 gevolgd door nog drie evenementen van die naam. 

De eeuw naderde haar einde toen in 1891, opnieuw in Athene, de eerste Panhelleense Spelen van het Gymnastiek Verbond gehouden werden. Het is opmerkelijk dat De Coubertin pas in een betrekkelijk laat stadium, niet veel vroeger dan 1889, op de gedachte kwam om aan de sportieve ontmoetingen tussen landen een ruimer en meer internationaal karakter te geven. In ieder geval weten we dat het zich heeft laten inspireren door de opvatting van Brookes en zijn Much Wenlock Games, want in 1889 zocht hij de inmiddels hoogbejaarde Brookes op in Engeland en liet hij zich door hem voorlichten. 

Nieuw leven voor de Spelen

In de annalen van de sportgeschiedenis staat de bijeenkomst van 25 november 1892 in de Parijse Sorbonne-universiteit te boek als het moment waarop De Coubertin het idee lanceerde om de Olympische Spelen nieuw leven in te blazen. In juni 1894 werd deze bijeenkomst gevolgd door wat later het Eerste Olympisch Congres genoemd zou worden. Deze bijeenkomst was door De Coubertin zelf georganiseerd en daar is, onder meer, van gedachten gewisseld over het herstel van de Spelen in een eigentijdse versie.

Tijdens het congres, op 23 juni 1894 om precies te zijn, werd het Internationaal Olympisch Comité gevormd, overwegend samengesteld uit de aanwezige congresgangers en waarvan de Griek Demetrios Vikelas tot eerste president werd gekozen. Het nieuw benoemde bestuur ging voortvarend aan het werk en binnen twee jaar, tussen 6 en 15 april 1896, vonden de eerste moderne Olympische Spelen plaats in Athene.

Volledigheidshalve zij vermeld dat er intussen, in 1893, in Athene en naar het voorbeeld van de eerder gehouden Zappas Spelen een tweede Panhelleens sportfestival gehouden is, een aanwijzing dat er tussen de West-Europese en Griekse stromingen nog eerst het een en ander vereffend moest worden, voordat men gezamenlijk zou kunnen optrekken. Een van de geschilpunten betrof de vraag of de Spelen iedere keer in Athene gehouden zouden worden of, en daarvan was De Coubertin een groot voorstander, dat zij om de vier jaar in een ander land gehouden zouden worden. 

Voor De Coubertin moet het een grote en dubbele voldoening zijn geweest dat hij tijdens deze eerste Spelen, op 10 april 1896, tot president van het IOC en Vikelas’ opvolger werd gekozen.