NOC*NSF Column

De route naar een recreatief landschap 2050

Marc van den Tweel 30 september 2024
De route naar een recreatief landschap 2050

Lees de speech die algemeen directeur Marc van den Tweel van NOC*NSF uitsprak t.g.v. het symposium van samenwerklingsverband NL Buiten: ‘De route naar een recreatief landschap 2050’

Als Fred Bloot, adjunct-directeur van Sportvisserij Nederland, je vraagt om te spreken op een conferentie als deze, is dat eigenlijk geen vraag. Het is eigenlijk een dienstopdracht. Je kunt gewoon geen ‘nee’ zeggen. Charmante vasthoudendheid zal ik maar zeggen. Deze charmante vasthoudendheid houdt overigens verband met de positie van Sportvisserij Nederland. Een positie die zich bij uitstek kenmerkt door het bijeenbrengen van belangen. Mensen en organisaties bij elkaar brengen.

NL Buitenkansen

Over het eigen hekje heen kijken, midden in de samenleving staan. Het is dan ook in belangrijke mate aan Sportvisserij Nederland te danken dat het samenwerkingsverband ‘NL Buiten’ tot stand is gekomen. En het is in belangrijke mate aan Sportvisserij Nederland te danken dat er nu een visie ligt met de titel ‘NL Buitenkansen. De route naar een recreatief landschap.’ Dank daarvoor aan gangmaker Fred Bloot. Dank aan Sportvisserij Nederland. Dank ook aan alle ondertekenaars van het manifest. U geeft daarmee een duidelijk commitment af. Dat schept verplichtingen!

Het is plezierig om hier vandaag te staan, want ook zonder de vasthoudendheid van Fred, was ik hier met genoegen naar toegekomen. Twintig jaar ervaring als directeur-bestuurder in prominente natuurbeschermingsorganisaties, als Natuurmonumenten en Wereld Natuur Fonds - en daarnaast momenteel toezichthoudende posities bij organisaties als Rewilding Europe en FREE Nature maken dat ik graag spreek, denk, schrijf en doe op dit gebied. Biodiversiteit, mooie en robuuste natuur, van intensief te beheren cultuurhistorische pareltjes, van boerennatuur tot ruige rewilding – het is me zeer lief. En samen vormen ze een rijk en gevarieerd palet. Wat mij betreft hoort de mens daar nadrukkelijk bij. Beleefbare natuur, waarin ook ruimte is voor mensen om er ín en ván te genieten. Recreatie, sport – het is voor mij nadrukkelijk verbonden met natuur. En ja, ook met zorg voor natuur.

Er zijn niet te veel sporters in de natuur, er is te weinig natuur voor al die sporters. Uiteindelijk is er simpelweg meer ruimte nodig voor natuur in ons land, maar óók voor mensen om te recreëren en op adem te komen óf om juist buiten adem te komen.
Marc van den Tweel

5 miljoen sporters

Hier zit natuurlijk ook de link met mijn huidige werk. In het dagelijks leven ben ik algemeen directeur van NOC*NSF. NOC*NSF is de koepel van 78 sportbonden in Nederland, klein en groot. Van de KNVB met 1,2 miljoen leden tot de Nederlandse bobsleebond, met 54 leden. En in ons ledenbestand nadrukkelijk ook de buitensportbonden. Van Sportvisserij Nederland tot de wandelbond, de fietsers, de watersporters, paardrijden – ze maken deel uit van de NOC*NSF familie. Totaal vertegenwoordigt NOC*NSF direct het belang van 5 miljoen sporters en 25.000 sportverenigingen. Een wereld waarin ik overigens ongelofelijk veel mensen tegenkom die ik vanuit mijn eerdere bestaan al meemaakte, als bestuurder, vrijwilliger of sporter. Het zijn de maatschappelijk betrokken burgers waar ons land op steunt: in de sport, in de natuurwereld. Deze werelden staan dicht bij elkaar.

De sport als collectief heeft een toekomstvisie ontwikkeld. Een visie die beschrijft dat we in 2032 het sportiefste land ter wereld willen zijn. Een land waarin we zoveel mogelijk mensen willen aanzetten om het beste uit zichzelf te halen, door middel van sport. En ook zoveel mogelijk plezier willen laten beleven aan sport, passief of actief. In de komende jaren gaan we honderden duizenden mensen extra aan het sporten krijgen. We willen Nederland vitaler maken, sportiever maken. En in toenemende mate zal dat buiten zijn overigens, in het groen. Nu al sport 57% van de Nederlanders buiten, in het park, in de natuur. Dat percentage gaat de komende jaren substantieel toe nemen. In sommige regio’s zal de vraag naar extra ruimte toenemen met zo’n 25%. Bevolkingsgroei, vergrijzing, toename aan vrijetijd en toenemende behoefte aan fysieke inspanning zijn belangrijke motoren daarachter. Hier moeten we dus antwoorden op hebben.

Nadrukkelijk nemen wij als sport daarbij onze verantwoordelijkheid, onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van verduurzaming van sportaccommodaties en -competities qua energie en watergebruik, tot het stimuleren van biodiversiteit en verstandig gebruik van de buitenruimte. We doen, concreet, dingen die zoden aan de dijk zetten. En we praten tegenwoordig ook mee in de gremia die er wat dat betreft toe doen. Zo zijn we bijvoorbeeld benoemd in het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving van het Kabinet. Vergeef me de beeldspraak, maar we zijn voornoemde thema’s echt gas aan het geven!

De vraag aan mij was om u vandaag een bespiegeling te geven over hoe we naar een recreatief landschap kunnen gaan komen. Het is verleidelijk om een hele serie van activiteiten, maatregelen, visies en besluiten op te gaan lepelen over hoe we daar kunnen gaan komen. Maar eigenlijk is dat niet nodig omdat het document ‘NL Buitenkansen’ die route al heel goed schetst.

Culture eats strategy for breakfast

Wat ik u wil meegeven is, deels in ieder geval, van een andere aard. U kent de uitdrukking ‘culture eats strategy for breakfast’. En daar gaat het wat mij betreft om, we kunnen allerlei soorten plannen maken - maar die gaan stranden als we niet een cultuur van waardering, nieuwsgierigheid, gunnen, een beetje ontspanning en gezamenlijkheid weten te creëren. Dat is wat er moet gebeuren tussen de organisaties die het manifest ondertekend hebben, zodat de intenties ook werkelijkheid gaan worden. En dat is ook waarmee we andere partijen aan ons moeten gaan zien te binden.

Laat ik even wat waarnemingen geven – en kritisch in de sportspiegel kijken – en natuurlijk ook kritisch in de natuurspiegel kijken. Ik citeer daarbij overigens, soms letterlijk, ook uit eigen werk - namelijk uit het boek ‘Uit balans’, dat ik drie jaar geleden samen met mijn gewaardeerde ex-collega Bjørn van den Boom schreef. Dat boek beveel ik u natuurlijk van harte aan…waarbij aangetekend dat de royalties ten goede komen aan natuurbescherming.

In de sport heeft te lang het adagium gegolden, als het ging om buitensport, dat alles moet kunnen – en dat ook alles overal moet kunnen – en dat het ook allemaal voor niks moet kunnen. ‘We hebben inmiddels al genoeg belasting betaald’, is een veelgehoord statement. Een instant-opinie zou je kunnen zeggen. Onbegrip voor de positie en missie van terrein beherende organisaties in het bijzonder – en gebrek aan kennis over hun financieringsmogelijkheden – maakten dat de gemoederen weleens wat verhit raakten. Gelukkig was dit niet overal het geval en is het een beetje een karikatuur die ik schets, maar toch.

Gedragsverandering 

Ik ben ervan overtuigd dat de sport in de afgelopen periode van koers, van opinie, van gedrag veranderd is. In woorden en in daden. Het omgevingsbewustzijn is bij sportbestuurders enorm toegenomen. Ik zie vele voorbeelden. Klein en groot, maar allen betekenisvol. Van cofinanciering van natuurprojecten door initiatieven als ‘S(up)port for Nature’, verduurzamingsprogramma’s van het Internationale Olympische Comité (IOC) in nauwe samenwerking met IUCN en UNEP, onze samenwerking met MissieH2 – de Nederlandse waterstofcoalitie, wielerclubs die routes onderhouden en vrijwilligerswerk doen in de natuur, de realisatie van Open Sportparken waar ingezet wordt op groenblauwe dooradering, klimaatadaptie en biodiversiteit. Of opruimacties op en langs het water van sportbonden, campagnes voor respectvol gebruik van de buitenruimte, de Buitensportcode met gedragsregels – en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Met deze inzet gaan wij natuurlijk door in de komende jaren. En daar hoort bij ons in de sport het besef bij dat sport en recreatie soms kunnen schuren met andere doelstellingen. En dat we dus begrijpen en accepteren, leren begrijpen en accepteren beter gezegd, dat sommige gebieden in het broedseizoen afgesloten worden, of dat de intensiteit van gebruik per gebied kan en moet verschillen. En dat we ons daarmee medeverantwoordelijk voelen, moeten gaan voelen, voor de bescherming van natuur in Nederland.

En dit kan. De oplossingen voor een verstandiger gebruik van de buitenruimte, waardoor meer belangen gediend kunnen worden zitten deels in technologie. Crowdmanagement is een daarbij een belangrijk instrument voor drukker bezochte gebieden. Wandel-apps en websites kunnen bijvoorbeeld, op basis van actuele bezoekcijfers, bepaalde routes wel of juist niet laten zien.

Benutten van buitenruimte

Het verstandiger benutten van de buitenruimte is voor een belangrijk deel ook gelegen in de inrichting van gebieden. Dat werkt heel goed als sturingsinstrument. Juist door, bijvoorbeeld, een MTB- of een kanoroute aan te leggen, neemt het ‘wildgebruik’ (en de schade en overlast die daarmee soms samenhangen) sterk af. Het aanleggen van nieuwe routes – op de juiste plekken – leidt tot minder overlast en drukte elders. Dat is wat lokale beheerders van gebieden nadrukkelijk zeggen. Op kantoren, wat verder van de realiteit, oordeelt men soms wat anders daarover, omdat het gevoelsmatig wringt. Maar zoals John le Carré al schreef: ‘A desk is a dangerous place from which to view the world’. En bovendien biedt deze aanpak ook kansen. Door sporten in de natuur mogelijk te maken, bouwen honderdduizenden mensen een intieme relatie op met de Nederlandse natuur. We zien dat in praktijk – en ik zei het al eerder; er zijn inmiddels tientallen wielerclubs die zich inzetten voor het beheer van ‘hun’ routes en de omliggende natuur, SUP-teams die afval uit het water halen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is een vorm van mede-eigenaarschap die leidt tot medeverantwoordelijkheid. En door voor mountainbikers en ruiters zogenaamde ‘gebruiksvignetten’ in te voeren, dragen zij ook financieel bij aan de bescherming en het beheer van die natuurgebieden.

Je zou kunnen zeggen: mooie initiatieven, maar dit gaat nog te veel over het verdelen van de koek, het verstandiger verdelen van de koek. Mijn stelling is dat we ervoor moeten zorgen dat de koek groter gaat worden, dat is de opgave voor ons allen.  De ‘berg’ van Wijster is wat dat betreft een mooi voorbeeld: deze voormalige vuilstort van de VAM is interessant gemaakt voor buitensporters en recreanten. Als je op een andere manier naar het landschap kijkt kunnen er tientallen van dit soort locaties in Nederland bijkomen. Geen hardcore natuur met zeldzame soorten, maar wel fantastische gebieden voor een groene, sportieve beleving. En ook in het huidige buitengebied zijn nog tal van mogelijkheden, waardoor niet elke frisse neus hoeft te landen in beschermde natuurgebieden. Op sommige plaatsen hebben waterschappen hun schouwpaden al toegankelijk gemaakt. Maar er liggen nog honderden, of misschien wel duizenden, kilometers aan (boerenland)paden langs sloten en beken te wachten om opengesteld te worden. En zo zouden Rijkswaterstaat, Defensie en gemeenten ook moeten gaan kijken naar de toegankelijkheid van hun gebieden. Met name de overheid laat het wat dat betreft nogal eens afweten. Daarnaast: het is natuurlijk ook zaak dat het Nationaal Natuur Netwerk nu eindelijk eens afgemaakt gaat worden, steden verder vergroend en beweegvriendelijk gemaakt worden, we groen om de stad weten te realiseren. Hier heeft de overheid ook een rol te spelen.

De koek groter maken is van eminent belang om de concurrentie om ruimte en belangen de baas te kunnen. Ik zeg dan ook graag: er zijn niet te veel sporters in de natuur, er is te weinig natuur voor al die sporters. Uiteindelijk is er simpelweg meer ruimte nodig voor natuur in ons land, maar óók voor mensen om te recreëren en op adem te komen óf om juist buiten adem te komen – en dat laatste heeft als sportbestuurder natuurlijk mijn voorkeur.

Kritische noten

Dan in de categorie van ‘was sich liebt, das neckt sich’ ook even wat kritische noten die ik wil kraken over natuurbescherming. Ik gaf het net al aan, we gaan vandaag aan wat introspectie doen. Waar ik de sport zich meer en meer zie positioneren in het hart van de samenleving, of het nu gaat om zaken als inclusie, integratie of verduurzaming – zie ik dat een deel van de natuurbeschermingswereld verder van dat hart, van het maatschappelijke midden, af komt te staan. Zo’n twaalf jaar geleden hadden we een ponyboer uit Vlagtwedde als staatssecretaris, zijn naam mag onder natuurbeschermers niet meer genoemd worden, die hardhandig ingreep in de natuurwereld. Hij kon dat, zeg maar zonder maatschappelijke ophef, doen omdat het publieke draagvlak voor natuur sterk verminderd was. Dat draagvlak is het laatste decennium goed hersteld maar staat wel onder druk. Staat weer onder druk. Laten we ons dat goed beseffen. Insider Patrick Jansen, mountainbiker en ‘groene jongen’ waarschuwde daar in één van zijn columns in het magazine van wielerbond NTFU al nadrukkelijk voor.

Een paar voorbeelden. Waar gebiedstoestemming en betalen voor gebruik in principe geen onlogische instrumenten zijn (gratis bestaat nu eenmaal niet in het leven), zien we die nu ontsporen. Het leidt tot bureaucratisering en onbegrip. Met je hardloopclubje van 19 man over de heide lopen mag, maar als je met 21 man bent moet je 6 weken van tevoren schriftelijke toestemming aanvragen (en daarvoor betalen) plus een uurtarief. Dat voelt niet OK. Wandelverenigingen stoppen momenteel bijvoorbeeld massaal met het organiseren van evenementen vanwege die regelbrij, maar ook omdat ze aan de slag moeten met stikstofcalculator Aerius en een rapport moeten laten schrijven door een adviesbureau, wat ze niet kunnen betalen. Sporten in de natuur wordt zo een elite-aangelegenheid. Dat kan niet de bedoeling zijn. Los daarvan vervreemd je je daarmee van je beste vrienden, de liefhebbers van natuur en landschap.

Buiten Sport 760 Pexels Jeandaniel Francoeur

Lef hebben

Ook het snel, te snel, uit de stal halen van een juridisch instrumentarium om iets tegen te houden (in plaats van common ground te zoeken) - of het overaccentueren van drukte in de natuur, wat lang niet altijd klopt, helpen echt niet mee om de connectie met de samenleving te houden.

En wat dan nog meespeelt (en dat is een oproep aan ons allen, wie u ook bent, welk belang u ook vertegenwoordigt) is dat waar maatschappelijke organisaties, bedrijven en overheden met elkaar onderhandelen om tot gezamenlijke oplossingen voor problemen te komen, leidt een ‘grondhouding van wantrouwen’ tot verstarring. Het vinden van oplossingen is daar zelden bij gebaat. En áls er al gezamenlijke oplossingen gevonden worden, als er al compromissen worden bereikt en deals gesloten, dan is de maatlat waarlangs ze gewaardeerd worden (in de media, in de samenleving, bij een deel van uw achterban) vaak toch vooral de vraag: hoever ligt deze uitkomst af van het theoretische ideaalbeeld? De onderliggende gedachte daarbij komt er in essentie op neer dat een compromis maar een vies ding is, – en wie er een sluit heeft eigenlijk verloren. Dus is de goesting om daaraan te beginnen minder aan het worden, omdat je dan ook aandacht moet vragen voor een belang wat niet direct dat van jou is. Dat moet je zelfs kunnen verdedigen. Dat vraagt om bestuurders met lef. Weg met de monomanie. Hebben wij dat lef om over ons hekje heen te springen?

Ik haal in dit verband dan toch graag de Godfather van de Nederlandse natuurbescherming, Jac. P. Thijsse, aan. Volgens hem was het belang van natuurbescherming niet hoger of lager dan het belang van toegankelijkheid en beleefbaarheid van de natuur. Maar veel meer dat beide opgaven intrinsiek met elkaar verbonden zijn. Ik citeer: ‘Omdat we de natuur beschermen omwille van de natuur zelf - én omwille van het welzijn van onze samenleving. Omdat we de natuur beschermen voor én met mensen’. Het is mij uit het hart gegrepen!

De opgave van vandaag, voor de wereld van morgen, van u en van mij, is om Nederland mooi, biodivers, duurzaam, vitaal, gezond en sportief te maken. Dat vraagt van ons allemaal iets minder eenrichtings­opvattingen en – hoe belegen dat misschien ook klinkt – iets meer gemeenschapszin. Zoals ik aan het begin zei: wat meer een cultuur van waardering, van nieuwsgierigheid, van gunnen, van ontspanning en gezamenlijkheid.

Dat betekent om met de woorden van onze nieuwe premier te spreken: ‘kijken naar wat er wèl kan!’ – en dan ben ik terug bij het begin van dit betoog: het manifest ‘NL Buitenkansen’ is een heel mooi startpunt, een goede katalysator voor een groen en sportief Nederland. Laten we aan de slag gaan. Moedig voorwaarts!

Download hier het manifest ‘NL Buitenkansen: De route naar een recreatief landschap’.

Deel dit artikel op social media: