Scheidsrechter Martin Falkenberg: ‘Anti-homo scheldwoorden hoor ik bijna niet meer’
18 juli 2024Toen Martin Falkenberg (37) net begon als scheidsrechter in de hoogste klasse van korfbal, hoorde hij spelers schelden met woorden als 'homo' of 'flikker'. Hij maakt er korte metten mee. “Ik zie zulk gedrag als de beperking van de ander.”
“Ik heb wel eens een speler het veld uitgestuurd die 'flikker' of 'flikker op' zei. 'Flikker op' klinkt misschien minder heftig, maar als scheidsrechter neem je jezelf mee en deze bewoordingen raken mij persoonlijk. Dus daar trek ik een grens. In het begin was ik daar nog zoekende in, maar nu tolereer ik het niet meer als spelers zoiets zeggen. Dat geeft me houvast. Of het door deze houding komt of doordat spelers me inmiddels vaker hebben gezien, weet ik niet, maar zulke scheldwoorden hoor ik nu bijna niet meer.
Choqueren
Ik maak er nooit een geheim van dat ik met een man ben. Soms zet ik het zelfs in om een beetje te choqueren. Bijvoorbeeld als jongens het over vrouwen hebben, dan maak ik opmerkingen over andere mannen. Het dwingt de ander om een mening te vormen. Ik hoop dat ze realiseren dat hun opmerkingen voor mij ongemakkelijk kunnen zijn en dat er meer is dan heteroseksualiteit.
Mijn openheid roept vragen en reacties op, merk ik, ook van onbekenden via social media. Mensen zeggen te bewonderen dat ik zo mezelf ben of vragen of ik veel negatieve reacties krijg op het veld. Dat laatste valt dus mee. En natuurlijk kunnen in het vuur van het spel emoties wel eens alle kanten op schieten. Daar heb ik alle begrip voor. Ik zie het ook als mijn taak om een speler dan weer rustig te laten worden. Maar ik accepteer dus niet alles.
Andere kleedkamer
Het zijn juist de subtiele reacties uit onverwachte hoek die ik lastiger vind. Zo werd mijn scheidsrechter-collega eens gevraagd of hij niet een eigen kleedkamer wilde, dus zonder mij. Scheidsrechters delen altijd een kleedkamer, dus die vraag vond ik best ongemakkelijk. Het gaf me weer even het gevoel van die kwetsbare periode als middelbare scholier. Ik heb me toen wel eens afgevraagd of je wel zo mag zijn. Mag je als jongen wel op jongens vallen? Thuis en in mijn familie was het totaal geen ding, ik kom uit een warm nest, maar op school was dat anders. Ik voldeed niet aan de norm. Dat voelde ik sterk.
Later, toen ik op hoog niveau wedstrijden leidde, kreeg ik ook wel eens vervelende opmerkingen. Ze vroegen bijvoorbeeld expres 'Hoe heet ze?' als ze het over mijn man hadden. Natuurlijk ben ik daar wel eens klaar mee, maar ik geloof dat zulk gedrag voortkomt uit onwetendheid. Ik zie het als de beperking van de ander en iets waar ik dus ook compassie voor kan opbrengen. Want als je homoseksualiteit alleen kent vanuit heel stereotype voorbeelden, is je perspectief beperkt. En als ik dan ineens om de hoek kom, dan begrijp ik dat je daar aan moet wennen. Door deze instelling raken lelijke reacties mij minder en kost het me geen moeite om er open over te blijven communiceren.
Macho-sport
In de top van het korfbal ken ik geen andere man die uit de kast is. Natuurlijk zijn er meer, maar ik denk dat de cultuur het moeilijk maakt voor spelers om dat te onderzoeken of ervoor uit te komen. Vooral de mannen zijn in beslag genomen door de prestatiedruk, de sportschool en de drang om de beste te zijn. Hoewel korfbal door de buitenwereld misschien niet als macho-sport wordt gezien, zie je dat gedrag in de top wel terug.
Je zou denken dat korfbal een inclusieve sport is omdat mannen en vrouwen samen in een team spelen. Maar juist die twee hokjes, van man of vrouw, maken het heel afgebakend. Korfbal is ook een echte familiesport en het traditionele gezin is sterk vertegenwoordigd in de sportclubs. Er is weinig variatie. Daarom zou het goed zijn als de bond meer werk maakt van een inclusiever beleid, zodat ook de mensen buiten het traditionele gezin of mensen die zich niet als man of vrouw identificeren, zich omarmd voelen in de sport.
‘Niet te veel naar me kijken, hè’
Zelf heb ik het erg naar mijn zin in de korfbalwereld. Ik heb goed contact met de spelers. Ze maken wel eens grapjes zoals: 'Niet te veel naar me kijken, hè, straks op het veld.' Dat gebeurt met respect en daar kan ik om lachen. Maar mijn man in de sporthal een kus geven? Nee, die vrijheid voel ik dan weer niet. Dat geldt ook voor andere openbare plekken in Nederland. Hand in hand lopen of elkaar op straat een kus geven, is hier veel minder gebruikelijk dan bijvoorbeeld in Spanje, waar je dat veel meer ziet. Er valt kortom nog veel te winnen.”