De Verenigingsmonitor biedt verenigingen meer inzicht in hun beleid en manier van werken. Wat gaat er goed en waar liggen nog kansen? Op basis van de data en inzichten uit de Verenigingsmonitor kunnen clubs onder andere aan de slag met het maken van toekomstbestendige beleidsplannen. Daarnaast ligt er binnen de Verenigingsmonitor van de sportbonden de mogelijkheid voor verenigingen om hun eigen ontwikkeling te volgen in de tijd én om zich te benchmarken met andere verenigingen.
Een grote uitdaging die er echter ligt is dat sportbonden, gemeenten, onderzoeksinstituten en een aantal sportservicebureaus allemaal een eigen Verenigingsmonitor methode, vragenlijst en tool hebben ontwikkeld, waardoor sommige verenigingen worden overspoeld met vragenlijsten. Ook kunnen de verschillende methoden leiden tot verschillende interpretaties van de ontwikkelpunten van verenigingen. Binnen het Sportakkoord is daarom de ambitie uitgesproken om richting één uniforme lijst te gaan werken. In dit interview met Jorn Knops, programmamanager Data & Sport Intelligence, lees je hoe samenwerking meerwaarde kan opleveren voor bonden, clubs en gemeenten.
Waarom is doorontwikkeling nodig?
“Het is allereerst belangrijk om naar de huidige situatie, zonder expliciete samenwerking, te kijken. Op dit moment ontvangen verenigingen verschillende onderzoeken en vragenlijsten van meerdere partijen. Deels zijn dit onderzoeken met fundamenteel andere doelen en daarom lastig te combinen met elkaar. Maar vaak gaat het ook om hetzelfde type onderzoek, namelijk, onderzoek vanuit een gemeente of sportbond naar het beleid en de manier van werken van de vereniging. De hoeveelheid verschillende vragenlijsten, met mogelijk dezelfde vragen, roept irritatie op bij verenigingen en doet hen afvragen waarom er geen samenwerking plaatsvindt tussen sportbonden en gemeenten op dit gebied. De opgehaalde data komen momenteel namelijk alleen bij een gemeente of bij een bond terecht.” Jorn benadrukt dat de samenwerking tussen gemeenten en bonden meer toegevoegde waarde creëert voor sportclubs en deelnemende partijen. “Door samen een vragenlijst uit te sturen, ontvangen alle betrokkenen meer data en is een benchmark veel waardevoller.”
Het doel van de Verenigingsmonitor
"Uiteindelijk biedt de Verenigingsmonitor sportclubs meer inzicht in hun beleid en manier van werken. Het doel is dat de Verenigingsmonitor als discussiedocument op de bestuurstafels binnen de vereniging belandt, waarbij de inzichten uit de Verenigingsmonitor de start zijn van de strategische gesprekken. Hierbij kunnen verenigingen zichzelf de vraag stellen hoe zij het doen op de voor hen belangrijke thema’s en hoe zij het doen ten opzichte van andere verenigingen. Daarnaast biedt de Verenigingsmonitor sportbonden en gemeenten meer inzicht in hun sportclubs. De monitor maakt inzichtelijk op welke gebieden hun verenigingen (meer) hulp nodig hebben. Op basis daarvan kunnen bonden hun verenigingsondersteuning nog efficiënter inrichten. Daarbij kan de Verenigingsmonitor ook als basis gebruikt worden voor het gesprek met de sportclub door de verenigingsadviseur van de bond of gemeente. De Verenigingsmonitor is daarbij nadrukkelijk een tool om het gesprek te starten en is niet bedoeld om een oordeel, bijvoorbeeld over vitaliteit, te vellen over een vereniging. NOC*NSF is tevreden als de Verenigingsmonitor praktisch goed en laagdrempelig inzetbaar is voor verenigingen, bonden en gemeenten. En hoe verder het gebruik van de Verenigingsmonitor groeit, hoe beter deze ook gebruikt kan worden om de landelijke ontwikkelingen en doelen vanuit de Sportagenda te monitoren.”
Eén tool, gedeelde informatie
Voor NOC*NSF is alles bij elkaar reden genoeg om energie te stoppen in de doorontwikkeling van de Verenigingsmonitor. “Uiteindelijk willen we de druk op sportclubs minimaliseren. Daarom wordt er onderzocht of er één uniforme tool kan worden ontwikkeld op basis van één overkoepelende vragenlijst. Een algemene vragenlijst die aangevuld kan worden met bond- of gemeente specifieke vragen. Echter, de grootste uitdaging ligt niet alleen in het ontwikkelen van een eenduidige methode, maar vooral in het delen van de informatie. Dat gaat namelijk voor een vermindering van de druk op sportclubs zorgen. De grote vraag voor nu is: "Hoe gaan we uiteindelijk de data delen?" De focus ligt op duidelijke afspraken tussen sportbonden, gemeenten en NOC*NSF. Deze afspraken zijn cruciaal om informatie compleet en bruikbaar te houden, met respect voor ieders positie in het sportlandschap.”
Wat zijn de vervolgstappen?
Momenteel worden gesprekken gevoerd met de betrokken sportbonden, verschillende gemeenten (waaronder de G4-gemeenten) en het Mulier Instituut om tot een consensus te komen over een gezamenlijke methode en vragenlijst. Daarbij horen ook direct de gesprekken over het delen van data tussen sportbonden en gemeenten. Hoe delen we data met elkaar om de uiteindelijke last op de sportclub zo laag mogelijk te houden? In die lijn worden afspraken gemaakt over de gesprekken met de sportclub over de verenigingsmonitor – wie voert welk gesprek op welk moment met de sportclub? Het streven is om voor de zomer concrete afspraken te hebben in aanloop naar de volgende uitvraagperiode van november tot mei.
Tot slot doet Jorn een oproep aan alle sportbonden om kritisch te bekijken of de Verenigingsmonitor een meerwaarde kan bieden voor je eigen sportbond. Op dit moment nemen 14 sportbonden deel aan de Verenigingsmonitor, waarbij nieuwe bonden kunnen aansluiten om deel te nemen aan de volgende uitvraagperiode. Mocht je als bond interesse hebben om je verenigingsondersteuning in te gaan richten op basis van inzichten uit de Verenigingsmonitor, meld je dan graag voor eind mei bij Jorn. Een grotere deelname versterkt en verrijkt de Verenigingsmonitor, waardoor we gezamenlijk werken aan vitale en toekomstbestendige sportverenigingen.