1940: NOC en het begin van de oorlog

Tokyo is oorspronkelijk aangewezen als gaststad van de Olympische Spelen in 1940, maar moet van de organisatie afzien omdat Japan in 1937 in oorlog raakt met China. Finland biedt aan het evenement te huisvesten. Eind maart 1940 besluit het Nederlandsch Olympisch Comité, gezien de oorlogssituatie in Europa, definitief niet aan de Spelen van Helsinki te zullen deelnemen. Enkele weken later deelt de Finse hoofdstad de wereld mee dat het van de organisatie afziet.

Tien dagen na de capitulatie van Nederland in mei 1940, richt het NOC zich tot de aangesloten bonden met de aansporing de gewone werkzaamheden weer op te nemen. Hieraan wordt massaal gevolg gegeven. Er is sprake van 'een golf van belangstelling voor de lichamelijke opvoeding over het gehele land'. Het NOC heeft daarvoor de volgende verklaring: "Vermoedelijk hadden de opgedane ervaringen maar al te duidelijk aangetoond hoezeer dit volksbelang in de afgelopen jaren veronachtzaamd was. Doch ongetwijfeld kwam deze belangstelling voort uit de overtuiging, dat er in de komende jaren ontzaglijk veel van de geestkracht van ons volk zal worden gevergd en dat een gezond, gehard lichaam daarbij een groote steun kan zijn.'

Geen Olympische Dag

Op 25 mei deelt het NOC de bonden mee dat de Olympische Dag (vastgesteld op 23 juni) geen doorgang zal vinden. Het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen streeft op aanwijzing van de bezetter naar meer eenheid in de verschillende sportorganisaties. Het NOC-bestuurslid Karel Lotsy, tevens benoemd tot adviseur voor sportzaken van het departement, biedt de helpende hand bij deze 'hergroepering'.

Als gevolg van dit alles moet de verhouding van enkele bonden tot het NOC worden afgebroken. De Koninklijke Nederlandsche Motorwielrijders Vereeniging en de Nederlandsche Wandelsportfederatie treden uit. Op eigen verzoek wordt de Nederlandsche Bobsleigh Club in Davos van zijn lidmaatschap ontheven. Aansluiting bij het NOC krijgen de Nederlandsche Tafeltennisbond, de Nederlandsche Kolfbond en de Nederlandsche Rugbybond.

Het NOC meldt in zijn jaarverslag dat het dit jaar 'slechts zeer gedeeltelijk zijn werkzaamheden kan ontplooien.' De secretaris, majoor Van Rossem, is het grootste deel van het jaar afwezig. De lopende zaken worden afgehandeld door de zeer toegewijde secretaresse, 'nourri dans Ie sérail', mej. W.C. Wijnand. 

Bron:

  • Kroniek Olympische Spelen, NOC 75 (Elsevier 1987)