Rudolf Kloppenburg: 'Bij acrogym boeit het niet op wie je valt'
4 juli 2024“Ik heb geluk gehad. Vanaf het moment dat ik uit de kast kwam, heb ik weinig tot geen vervelende reacties gehad. Ik vind het belangrijk om ook dat verhaal te vertellen,” zegt Rudolf Kloppenburg (31) oud-acrobatisch gymnast, huidig internationaal jurylid en voorzitter van de Landelijke Technische Commissie binnen de gymnastiekunie, de KNGU. “Binnen mijn sport heerst een cultuur waarin geaardheid ondergeschikt is aan wie je als persoon bent”.
“Als het op geaardheid aankomt zijn er binnen acrobatisch gymnastiek, acrogym, meer mensen die net als ik in hetzelfde laatje passen. Ik heb het idee dat veel mensen daar heel open over zijn. Dat ben ik in ieder geval. Ook als ik moet jureren in landen waar homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt. Toen ik op een internationaal toernooi vertelde dat ik ga trouwen met een man, vonden geen van de collega’s dat gek en was het geen onbekend gegeven voor hen. Ik vind het belangrijk om het bespreekbaar te maken, soms even tussen neus en lippen door. De reacties vallen mij altijd mee. Maar nogmaals, de sport maakt misschien een voorselectie van mensen. Het boeit niet op wie je valt.
Bij acrogym moet je blindelings op elkaar kunnen vertrouwen. Je moet elkaar letterlijk kunnen opvangen of erop vertrouwen dat de ander dat doet. Ook als jurylid en voorzitter speelt dat vertrouwen en de samenwerking een belangrijke rol. Soms zijn er bijvoorbeeld verschillende inzichten en cijfers in de jurering. Het is altijd zoeken naar de gulden middenweg. En dan moet je jouw argumenten ook nog op een juiste manier kunnen overbrengen. Dat allemaal heeft mij als mens gevormd. En ik denk dat die elementen er ook voor zorgen dat er een inclusieve cultuur kan ontstaan. Je hebt het met elkaar uit te zoeken.
Gender als belangrijke rol in de sport
Bij acrogym gaat het om de combinatie van spectaculaire salto’s met acrobatiek en choreografische onderdelen op muziek. Je doet het altijd in teamverband. Ik kan er uren over praten. Een team bestaat altijd uit een onderpartner en een bovenpartner, of partners. De bovenpartners staan boven op de schouders van de onderpartners. En de onderpartners gooien en vangen de onderpartner weer op.
Er zijn verschillende teamsamenstellingen: een team van twee of drie vrouwen, twee of vier mannen, en een combinatie van een man en een vrouw. Bij die laatste combinatie is de man de onderpartner is en de vrouw de bovenpartner. Gender speelt kortom een belangrijke rol in deze sport. Maar in Nederland kunnen inmiddels ook vrouwen meedoen in de teams van vier en kan ook de vrouw de onderpartner zijn in een gemengd paar. Ik vind het mooi dat we in Nederland wat dat betreft buiten de hokjes denken.
Steeds meer gevoel van vrijheid
Vooral in de breedtesport is het een heel inclusieve sport; iedereen is welkom en plezier staat voorop. Klein, lang, dun, dik, we stimuleren iedereen aan deze sport mee te doen. Internationaal zijn de regels wel wat traditioneler. Daar zijn de teamsamenstellingen nog altijd zoals ze ooit bedacht zijn. En dus wordt van de man verwacht dat hij de ‘herenrol’ aanneemt, die van onderpartner, een ingetogen pak draagt en andere dansbewegingen maakt dan de vrouw. Ik denk dat het een kwestie van tijd is voordat die rollen losser worden. Bij nationale wedstrijden komt daar al wat beweging in. Daar zie je bijvoorbeeld al dat sommige mannen meer versieringen op hun pak hebben en vrijer dansen. Internationaal zal dat nog wat langer op zich laten wachten denk ik. De bestuurders bij de internationale federatie gaan daarover, en dat kost tijd.
Verschillen omarmen
Dat ik op mannen val is nooit een issue. Maar toen ik op mijn zestiende uit de kast kwam, was ik nog wel bang voor de reacties uit mijn omgeving. Ik woonde in een klein dorp en verwachtte onbegrip. Ik moest bijvoorbeeld denken aan die keer dat ik op de basisschool op mijn nieuwe fiets aankwam. Ik had gekozen voor een met een lage stang, een meisjesfiets dus. Daar werd toen heel lacherig over gedaan. Een jongen op een meisjesfiets! Dus ik dacht: als dat al ingewikkeld is, hoe zullen ze hier dan op reageren? Maar de reacties waren heel positief, en veel mensen zeiden dat ze het al wisten. Het was een enorme opluchting.
Vanaf dat moment ben ik er altijd open over geweest, ook toen ik farmacie ging studeren in Groningen en lid werd van een studentenvereniging. Niet een cultuur waarvan ik van tevoren dacht dat ik meteen geaccepteerd zou worden, maar het ging heel makkelijk. Ik kreeg er wel vragen over maar dat maakte juist dat het onbekend-maakt-onbemind-element helemaal verdween. Die openheid heeft geholpen, denk ik. En vooral humor. Als ik met vrienden op stap ben, hebben ze het wel eens over vrouwen. Ik maak dan als reactie daarop opmerkingen over mannen. We zetten die verschillen soms ook aan. Het is leuk om de grap ervan in te zien.
Ik schrik ervan als ik verhalen hoor of lees over homo’s met vervelende of discriminerende ervaringen. Er valt nog een hoop te winnen. Misschien klinkt dit als een open deur, maar ik zou iedereen willen adviseren om niet bang te zijn om jezelf te zijn. Ik begrijp die angst, want ik had het zelf ook. Maar achteraf bleek dat - vaak - ongegrond. Ik gun iedereen ook een heel inclusieve sportomgeving, zoals bij acrogym. Meer jongens en mannen in de sport zou mooi zijn, die zijn nu nog in de minderheid. Acrogym heeft sterke olympische ambities en het is de mooiste sport die er is. Ik zeg het maar..”
Sport is van iedereen
NOC*NSF en de sportbonden werken hard aan een sportomgeving die voor iedereen toegankelijk, leuk en plezierig is. Hoe? Lees hier verder.