Een maand na de bevrijding richt het NOC-bestuur zich in een rondschrijven tot zijn leden met het doel het contact te herstellen en de helpende hand te bieden aan de bonden om hun organisatie weer op te bouwen. Eind juni wordt de glasschade op het bureau, opgelopen bij het bombardement eerder dit jaar op Den Haag, hersteld en op 24 juli krijgt het NOC weer telefoon.

Zuivering van landelijke sportorganisaties

Het ministerie van OK en W benoemt eind 1945 een commissie voor de zuivering van de landelijke sportorganisaties. Het bestuur betreurt het dat het NOC als hoogste sportcollege in het land niet bij de actie tot zuivering wordt betrokken. In augustus 1945 neemt jhr. Quarles van Ufford het waarnemend voorzitterschap van Couvee over.

In het jaarverslag licht secretaris-penningmeester Van Rossem de houding van het NOC in de oorlogsjaren nader toe: 'Het NOC heeft zich (...) veel afzijdig gehouden en zijn activiteit in hoofdzaak beperkt tot de instandhouding van de Vaardigheidsproeven. Het behoeft geen vermelding, dat bij het bepalen van dit standpunt het NOC zich heeft laten leiden door wat het beschouwde als het vaderlandsch belang, een standpunt door wijlen den voorzitter reeds uitgestippeld en ook na diens verscheiden gevolgd. Wellicht zou bij onderhandelen in bepaalde gevallen meer bereikt zijn, doch eenmaal tot die gedragslijn overgegaan, zou zulks in andere gevallen waarschijnlijk veel meer schade hebben berokkend, niet het minst aan het NOC zelve. Thans is dit lichaam ongeschonden uit den oorlog gekomen. Het is nimmer ernstig lastig gevallen, ofschoon onder andere het niet onbelangrijk financieel bezit den bezetter toch zeker niet ontgaan zal zijn.'

Coördinatie lichamelijke opvoeding

Om tot coördinatie te komen op het gebied van de lichamelijke opvoeding stellen de ministers van OK en W, Sociale Zaken, Binnenlandse Zaken, Oorlog, Marine en Justitie eind 1945 een Rijksdienst voor de lichamelijke opvoeding en de sport in. Het NOC spreekt de hoop uit dat de lichamelijke opvoeding nu zal worden “gebracht op een peil dat van een beschaafd land verwacht mag worden”. 

Bron:

  • Kroniek Olympische Spelen, NOC 75 (Elsevier 1987)