Alphert Schimmelpenninck van der Oye
Geboren: 6 april 1880 te Bussum
Overleden: 30 april 1943 te Baarn

Voorzitter NOC: 6 april 1925 - 30 april 1943
Lid IOC: 26 mei 1925 - 30 april 1943

Na de dood van de betreurde Van Tuyll van Serooskerken in 1924 boog een commissie van vier man zich over de vraag wie de nieuwe voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comité (NOC) zou moeten worden. Het duurde het meer dan een jaar voor zij bij de algemene vergadering met een kandidaat voor de dag kwam.

Op 6 april 1925 werd mr. Alphert baron Schimmelpenninck van der Oye gekozen tot voorzitter van het NOC. Grote bekendheid in de Nederlandse sportwereld genoot hij niet. Geboren als zoon van de latere voorzitter van de Eerste Kamer had hij in zijn jeugd wel veel aan sport gedaan. En als schermer was hij bepaald een uitblinker geweest: Nederlands kampioen op de degen in 1909.

Duitse keizer
Verder wist men weinig van hem af. Hij bezat niet Van Tuylls bewogenheid en gedrevenheid, zijn kracht lag in zijn rust en waardigheid, zijn geduld, in het goede overleg. Hij had die kwaliteiten getoond toen na de Eerste Wereldoorlog de Duitse keizer en zijn gevolg neerstreken in Doorn, waarvan Schimmelpenninck burgemeester was. De hachelijke, licht ontvlambare situatie vergde het nodige van hem. Hij had de zaak geklaard met tact, diplomatie en zijn gevoel voor (droge) humor.

Een hoffelijke en beschaafde man, maar af en toe flitste het staal in hem. Toen in mei 1925 de Tweede Kamer geen cent subsidie wenste te geven voor de organisatie van de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam, legde hij een buitengewoon scherpe verklaring af die de meerderheid van de politieke partij waartoe hij behoorde, de CHU, hem zeker niet in dank zal hebben afgenomen. 'Sinds 1896 zijn we om de vier jaar te gast geweest in diverse landen. Thans was het onze beurt om gastheer te zijn. Nederland heeft zich door het Kamerbesluit gedegradeerd tot de klasse van internationale klaplopers'.

Dochter
Onder zijn aanvoering kwam echter bliksemsnel een actie onder de bevolking tot stand die de benodigde gelden alsnog opleverde. Rustig en kalm leidde hij ook de organisatie van de Spelen in 1928, Spelen die alom geroemd werden. Een slepende ziekte maakte in 1943 een eind aan zijn leven. Zijn dochter Gratia was in Garmisch-Partenkirchen 1936 de eerste Nederlandse vrouw op de Winterspelen.

Bronnen:
• Kroniek Olympische Spelen, NOC 75 (Elsevier, 1987)
• Olympisch Oranje, Ton Bijkerk (Tirion Sport, 2008)