NOC*NSF publiceert prevalentieonderzoek Grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse sport
2 november 2020Meer dan twintig procent van de Nederlanders in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar heeft in de jeugdjaren tijdens het sporten ernstig emotioneel grensoverschrijdend gedrag meegemaakt. Ruim dertien procent heeft te maken gehad met lichamelijk grensoverschrijdend gedrag en ongeveer zeven procent met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bijna 72 procent van de huidige mensen in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar geeft aan in hun jeugd minimaal eenmaal grensoverschrijdend gedrag in de sport te hebben meegemaakt. Ruim 48 procent geeft aan een gebeurtenis te hebben meegemaakt die ook indruk heeft gemaakt.
Dat blijkt uit representatief onderzoek dat NOC*NSF, als vervolg op het onderzoek van Commissie de Vries uit 2017, met medewerking van het ministerie van VWS heeft laten uitvoeren naar de prevalentie van grensoverschrijdend gedrag in de sport. Het onderzoek is in november en december 2019 uitgevoerd door I&O Research en CentERdata.
Emotioneel, lichamelijk en seksueel
In dit onderzoek zijn drie vormen van grensoverschrijdend gedrag onderscheiden: emotioneel, lichamelijk en seksueel. Van elke vorm is een uitgebreide reeks gebeurtenissen uitgevraagd, variërend van geplaagd worden als vorm van emotioneel grensoverschrijdend gedrag, tot gedwongen penetratie als vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Respondenten zijn per gebeurtenis gevraagd of ze dit hebben meegemaakt en zo ja, of dit indruk heeft gemaakt.
Dit onderzoek is opgezet volgens de adviezen zoals geformuleerd in bijlage 9 van het rapport van Commissie de Vries uit 2017 en kan vanwege de actualisering van de onderzoeksopzet en uitvoering gezien worden als een nieuwe nulmeting. Het onderzoek geeft een zo representatief mogelijk beeld van de mate waarin verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse georganiseerde jeugdsport voorkomen.Wat cijfers betreft zijn de bevindingen grofweg vergelijkbaar met wat uit het in 2016 gepubliceerde onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag in de jeugdsport in 2014 in Nederland en België (Vertommen et al., 2016) is gekomen.
Gerard Dielessen, algemeen directeur van NOC*NSF: “Het is goed dat we nu ook deze aanbeveling van de commissie De Vries uit hebben kunnen voeren. We moeten blijven onderzoeken in welke mate en op welke wijze grensoverschrijdend gedrag in de sport voorkomt. Helaas is uit dit onderzoek opnieuw naar voren gekomen dat dit gedrag nog veel te veel voorkomt in de sport. Te veel met name jonge sporters maken dit mee, soms zo ernstig dat zij daar hun leven lang last van hebben."
"Tegelijkertijd blijkt dat ongeveer de helft van de jeugd die dit meemaakt dat aan niemand vertelt. Laten we er met zijn allen voor zorgen dat de cijfers in de komende jaren zullen dalen, te beginnen door ons echt open te stellen voor iedereen die grensoverschrijdend gedrag meemaakt. Het Centrum voor Veilige Sport Nederland doet daarom dit moment zijn uiterste best voor met de campagne Blijf je stil of praat je erover?, maar kan dat niet alleen.”
Helaas is uit dit onderzoek opnieuw naar voren gekomen dat dit gedrag nog veel te veel voorkomt in de sport. Te veel met name jonge sporters maken dit mee, soms zo ernstig dat zij daar hun leven lang last van hebben
Gerard Dielessen, algemeen directeur van NOC*NSF
Vergelijking eerder onderzoek
In 2014 is, mede met steun van NOC*NSF, een prevalentieonderzoek uitgevoerd naar grensoverschrijdend gedrag in de Vlaamse en Nederlandse sport. Hierbij is een vragenlijst voorgelegd aan een geselecteerde groep respondenten (4.043 Vlaamse en Nederlandse volwassenen), namelijk degenen die als kind aan sport deden. De verkregen gegevens zijn door Vertommen op verzoek van commissie De Vries voor Nederland in 2017 opnieuw geanalyseerd. De onderzoekers die het huidige onderzoek hebben gedaan geven over de vergelijkbaarheid aan: "Door voortschrijdend inzicht en de ervaringen uit dit eerdere onderzoek is de vragenlijst dusdanig anders opgesteld dat resultaten van de twee onderzoeken niet een op een te vergelijken zijn."
Enige bevindingen uit het rapport, zie ook de bijlagen
Sporten als kind
In het onderzoek is gekeken naar de ervaringen van mensen in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar die in Nederland zijn opgegroeid en in hun jeugd in georganiseerd verband hebben gesport. Ongeveer negentig procent heeft als kind aan sport gedaan, bijna iedereen in georganiseerd verband. Ruim een kwart begon al voor het zesde jaar met sporten. Een kleine twee procent deed een sport voor kinderen met een beperking. Ruim negen procent heeft als kind op hoog niveau (nationaal of internationaal) niveau gesport.
Ervaring met grensoverschrijdend gedrag
Emotioneel grensoverschrijdend gedrag is bij ruim twee derde van de jeugdige sporters voorgekomen, lichamelijk grensoverschrijdend gedrag kwam bij bijna een kwart voor en seksueel grensoverschrijdend gedrag bij ruim vijftien procent. Ernstige emotioneel grensoverschrijdende gebeurtenissen zijn bij 22 procent van de jeugdige sporters voorgekomen, ernstige lichamelijk grensoverschrijdende gebeurtenissen bijna dertien procent en ernstige seksueel grensoverschrijdende gebeurtenissen kwamen bij bijna zeven procent van de jeugdige sporters voor.
Wie maakten grensoverschrijdend gedrag mee
Bij emotioneel grensoverschrijdend gedrag (EGG) gaven meer mannen dan vrouwen dit aan, bij vrouwen ging het vaker om een gebeurtenis die indruk maakt. Degenen die op nationaal of internationaal niveau sport beoefenden geven aan ook meer te maken te hebben gehad EGG dan degenen die op lager niveau sportten.
Bij lichamelijk grensoverschrijdend gedrag rapporteren meer mannen dan vrouwen dit gedrag. Dit verschil valt weg bij gebeurtenissen die indruk hebben gemaakt, dat is bij jongens en meisjes beiden rond de tien procent. Wel is duidelijk dat het bij jongens vaker dan bij meisjes om ernstig lichamelijk grensoverschrijdend gedrag gaat. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn het meisjes die twee keer zo vaak iets hebben meegemaakt. En zij maken ook vaker iets mee dat indruk maakt en wat ze meemaken is ernstiger.
Ervaring delen en afloop van het grensoverschrijdend gedrag
Voor alle vormen van GOG geldt dat niet alle kinderen dat destijds of later hebben verteld. Bij emotioneel grensoverschrijdend gedrag heeft 42% er nooit over verteld. Bij lichamelijk grensoverschrijdend gedrag heeft ruim 47% er nooit over verteld en bij seksueel grensoverschrijdend gedrag is dat zelfs ruim 58%.
Daders
De daders van alle drie de vormen van grensoverschrijdend gedrag zijn meestal mannen. Bij emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag is dit voor ongeveer twee derde van de gebeurtenissen het geval en bij seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat het om 87% mannelijke daders. Bij meisjes is de dader van seksueel grensoverschrijdend gedrag meestal een man, de daders van emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag zijn zowel mannen als vrouwen.
De daders zijn vaker (mannelijke) sporters dan coaches. Dat geldt sterk voor emotioneel en lichamelijk grensoverschrijdend gedrag, waar het aandeel van mannelijke sporters rond een derde ligt en van de mannelijke coach rond de vijftien procent. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag is dat verschil kleiner: een derde van de daders is een mannelijke sporter en in een kwart van de gevallen gaat het om een mannelijke coach.
Psychosociale gevolgen
Grensoverschrijdend gedrag, met name in de ernstige vorm, kan een traumatisch effect hebben op het slachtoffer. In het geval van emotioneel grensoverschrijdend gedrag worden geen symptomen van PTS ervaren. Bij lichamelijk grensoverschrijdend gedrag ervaren alleen respondenten met een ernstige vorm daar van in enkele gevallen PTS-symptomen. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag ervaart de groep met een ernstige vorm van grensoverschrijdend gedrag PTS-symptomen en ook de ‘Matig’ groep ervaart enkele PTS-symptomen. De Mild groep ervaart bij geen enkele vorm van grensoverschrijdend gedrag PTS-symptomen.
Op basis van de resultaten in dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de respondenten die een vorm van grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt (ruim) voldoende zelfredzaam zijn en sociale steun hebben. Het is wel zo dat hoe ernstiger het grensoverschrijdend gedrag is, hoe minder hoog men scoort op zelfredzaamheid en sociale steun.