Naar aanleiding van de Buitengewone Algemene Vergadering van het NOC op 9 februari 1946 werd statutair vastgelegd dat het NOC het overkoepelende orgaan was voor de sport in Nederland. Dit bracht een uitbreiding van taken met zich mee op het gebied van trainingen, opleidingen en jeugdsport, maar ook bijvoorbeeld bij de realisatie van sportaccommodaties en het begeleiden van fusies tussen sportbonden.

Het grote aantal taken deed de vraag rijzen of het NOC moest worden gereorganiseerd. Daar kwam nog bij dat het Olympic charter niet toeliet dat organisaties op basis van levensbeschouwing lid werden van het NOC. Dit leidde op 24 januari 1959 tot de oprichting van de Nederlandse Sport Federatie. De NSF zou zich gaan richten op de niet-Olympische werkzaamheden, teneinde ‘de samenleving tussen de sportbonden op een zo breed mogelijke principiële en organisatorische basis’ te garanderen. Het NOC zou zich nog uitsluitend bezighouden met de voorbereiding op en uitzending naar de Olympische Spelen.